Gerard van Emmerik (1955) bracht zijn jeugd door op een afgelegen kippenboerderij aan de rand van de Veluwse bossen. Na een studie Nederlands, baantjes als nachttelefonist bij De Telefonische Hulpdienst en als NIPO-enquêteur en een opleiding aan Schrijversvakschool ‘t Colofon debuteerde hij met korte verhalen in Hollands Maandblad (1991) en De Gids (1992). Een jaar later verscheen zijn eerste boek, de verhalenbundel Iets Scherps, Een Priem.
Drie jaar later volgde De Stem Van De Meester, waarin het net als in zijn debuut draait om macht binnen (liefdes)relaties. Twee vrienden, een moeder en zoon, een aids-patiënt en diens buddy: steeds stelt één de wet en onderwerpt de ander zich. Totdat er zich sluipenderwijs een machtswisseling voordoet.
In 1998 publiceerde hij de roman Mischa’s Koorts. De veertienjarige Mischa begint in de jaren 70 een verhouding met een man van middelbare leeftijd. Hun relatie is gedoemd te mislukken door het begrip en de openheid van Mischa’s moeder.
In 2001 verscheen De Stemmen, een roman in verhalen. Tien aardige en minder aardige slapeloze mannen en vrouwen willen op een kille zomernacht hun obsessies delen met de lezer. Ogenschijnlijk hebben ze alleen met elkaar gemeen dat iets hen uit de slaap houdt: een slecht huwelijk, een onthullend televisieprogramma, jaloezie, een ontmoeting met Tina Turner. Maar achter hun woedende, sombere of vrolijke stemmen gaat nog een ander verhaal schuil. De telefoon speelt daarin een cruciale rol.
In datzelfde jaar kwam er nog een boek uit: Amsterdamse Impressies. In deze novelle maken twee geliefden, mannen van middelbare leeftijd, ruzie over de vraag: wel of niet verhuizen? Behalve die verhuizing vindt er ook een machtsverschuiving plaats binnen hun verhouding.
In 2005 verscheen De verzachters. Deze roman is inmiddels tweemaal herdrukt en ook als e-book verkrijgbaar. Alles draait in dit boek om de vijftienjarige Dylan. Boven zijn bed hangt De Lijst. Begrippen als angst, spijt, teleurstelling en blijdschap zijn daar door zijn moeder samengebracht. Dylan moet die gevoelens onder de knie krijgen. Een lastige opgave voor een jongen met autistische trekjes. Hij probeert zich los te maken van zijn dominante ouders en zet zijn eerste schreden op het liefdespad. Hij wordt hierbij geholpen door een oudere homoseksueel die al in eerder werk van Van Emmerik opdook: Karl Eberlein.
Eind 2008 volgde Ik ben je vriend, een roman in verhalen. Een ex-gedetineerde die zich op sleeptouw laat nemen door een vluchteling, een jongen die zijn moeder helpt bij haar zelfmoord, een alcoholische weervrouw die zich ontfermt over een verwaarloosd kind, allemaal brengen ze op dezelfde dag een toevallig bezoekje aan een wegrestaurant.
In het najaar van 2011 verscheen de familieroman De kippenjongen. Kippenboer Lucas, een kinderlijke geest in een sterk lichaam, leeft samen met de veel jongere Noor in een isolement op hun boerderij. Hij heeft zijn kippen, zij haar correspondentievriendinnen en haar dromen. En ze hebben elkaar. Als er na twintig jaar onverwacht een baby komt, is het gedaan met hun liefde. Er is iets mis met het kind. En meer nog: met de ouders.
Vier jaar later volgde De nieuwe Kratz. Hildegard en Karl Kratz besluiten Julien in huis te nemen, nadat zij hun eigen zoon hebben verloren. Julien hunkert naar een gewoon leven, Hildegard naar een gewone zoon. Maar allebei dragen ze een geheim met zich mee dat veel meer gevolgen heeft dan zij kunnen overzien.
In het najaar van 2021 verscheen in De Literaire Juweeltjes Reeks Ik ben niet bang. Dit miniboekje – met een omslag, verzorgd door Marjolein Menke – bevat oude en nieuwe teksten, waaronder ‘Vergankelijke Mensen’, een fragment uit de roman Jij Blijft, die het komende jaar zal verschijnen.