1
Vandaag kwam er een nostalgische ansicht van Vera, de dichteres uit Tsjechië. Als we op dezelfde avond lesgeven sluipt ze in de pauze mijn lokaal binnen en houdt lange, lyrische verhalen over haar cursisten, ach, zo talentvol, Sam, maar wat moeten ze nog veel leren… Zij praat, ik luister, zo ging het vroeger ook, anderen waren aan het woord, de kippenjongen zweeg vooral, een en al bril destijds, een en al onzekerheid. Maar evengoed een vorm van praten, dat zwijgen van me, ook nu.
Vera. Haar handschrift is kordater dan je zou verwachten. Sam, arme Sam, ik hoorde het akelige nieuws. Je telefoon staat uit, ik heb het regelmatig geprobeerd. Je zit denk ik met je vriend in dat boshuisje van jullie. Enfin, je moet het nu maar doen met dit plaatje. En natuurlijk met mijn vurige wens dat alles goed komt.
Enfin, wie gebruikt dat nog?
En hoe het gaat? Geen idee, ik weet alleen dat er vroeger nooit zulke kaartjes kwamen omdat ik vroeger nooit doodging. En dat vroeger op 30 juni stopte, rond kwart over drie.
De vakantie was net begonnen toen en Luuk en ik hadden zoals elke zomer onze etage in de rolkoffertjesstad ingewisseld voor de rust van het bos. Soms dacht ik: wordt het onze laatste keer hier? Maar laatste in een andere betekenis dan het na die dag in juni zou worden.
Niet dat er veel aanvaringen waren die dagen, alleen lichte irritaties, zoals mijn gesnurk dat hem zelfs met zijn oordopjes van tachtig euro wakker hield. Hij geeuwde alleen als ik vroeg hoe zijn nacht was geweest, misschien omdat hij wist dat ik anders over zijn toonladders zou beginnen. Bovendien, grootmoedig als hij is gunde hij me mijn slaap. En ik zweeg over de lucht die uit het shirt walmde dat hij droeg sinds… hoelang, vier, vijf dagen? Immers, iemand die de geur van kippenmest lekker vindt heeft volgens hem geen recht van spreken.
Nee, hoogstens was ons probleem de voorspelbaarheid. Voorspelbaar bij anderen, de stelletjes die in een restaurant zitten te zwijgen of op hun telefoon turen, totdat het zich ongemerkt ook bij ons had ingegraven, je houdt van elkaar, maar soms wordt de kamer waarin je samen bent kleiner en kleiner, je begint je te storen aan elkaars keelgeschraap, aan een opmerking over het weer, aan de terugkerende vraag: had je nog mail?
Dus om eerlijk te zijn keek ik voor die middag in juni weleens stiekem op Funda naar een bescheiden appartement. Doet niet iedereen die al decennia samen is zulke dingen, fantaseren hoe het zou zijn, weer alleen? Toch voelde het als ontrouw, vooral wanneer ik chatte met Dimitri M. Gustav. Geen datingsite met pop-ups van erectiepillen en escortjongens, dit was erger, Dimitri M. van Gustav & Partners bracht me op de hoogte van beschikbare woonruimte. Een huis om alleen in door te brengen. Niet dat ik ooit echt zou weggaan, waarom zou ik, ik hield minstens zoveel van Luuk als hij van mij. Als iemand me zou hebben gevraagd: waarom zit jij huizen te bekijken alsof je van plan bent te gaan scheiden, dan was mijn antwoord geweest: gewoon nieuwsgierig hoe anderen wonen, of dichter bij de waarheid: om de sleur een hak te zetten.
Dimitri. Nooit hebben we elkaar ontmoet, hij heeft me alleen een keer gebeld toen ik een on-line-formulier had ingevuld en er nog wat onduidelijkheden waren over mijn inkomsten. Op de foto van het makelaarskantoor heeft hij gemillimeterd haar en een betrouwbare glimlach. Zijn chats waren altijd prettig informeel van toon. Ha die Sam, in de bijlage de nieuwste lijst. Passend bij je wensen. Klein maar fijn. Goed geïsoleerd, geen geluidsoverlast. Alles aanwezig, een woon-slaapkamer, open keuken, douche en toilet. Ideaal voor een single. Laat maar horen als er iets bijzit.
En bij het bekijken van die lijst stelde ik me dan voor hoe het zou zijn, een deur met alleen mijn naam. Een woonkamer zonder Luuks Steinway, een ijskast zonder zijn bierblikjes. Kijk, daar zat ik, een man van zestig, alleen, op die patserige bank in de fotoreeks. Hoe zag zo’n nieuw, solitair leven eruit daar? Elke ochtend Luuk bellen? En ook ’s middags? En ’s nachts, na een paar glazen wijn? Werd een man die behoefte had aan autonomie na verloop van tijd toch lid van een eetgroep of een wandelclub?
Vorig jaar werd ik een keer betrapt, toen Luuk opeens de werkkamer binnenkwam en ik niet snel genoeg een mini-etage met uitzicht op de Amstel kon wegdrukken.
‘Wat doe jij nou?’ zei hij. ‘We willen toch geen ander huis?’ Want hij besefte niet dat er in die dubieuze speurtocht van me geen plaats was voor we. Moeiteloos verzon ik iets over schonere lucht, beter dan die smerige Nassaukade, de stoplichten, al dat optrekkende verkeer onder ons raam.
‘Maar waarom?’ Hij schudde zijn hoofd. ‘We hebben Waldfreude.’
En dat was waar. We hadden ons boshuisje. En elkaar.
(De roman Jij Blijft verschijnt in 2024)