INCLUSIEF BTW
1983, een krakersbolwerk in het Oostelijk Havengebied. Gratis af te halen: jonge katten.
Zijn broers toonden geen interesse en bleven in de mand, maar hij, nog naamloos, worstelde zich over de rand heen. Op kromme pootjes wankelde hij naar me toe. Natte neus. Schraaptongetje. Verkocht.
Arm, naïef katertje. Wat wachtte hem? Een baas die vaak uithuizig was. Mimi blikvoer, 59 cent. Een krappe etage, eenzame nachten in een duistere keuken, een bak die pas werd verschoond als het gruis was veranderd in een massieve ammoniakklont.
Met die dingen viel misschien nog te leven, maar zijn einde… Door dat schraaptongetje leverde hij zichzelf uit aan een baas die zou meewerken aan zijn executie.
Veertien jaar hield hij van me. Dus geen verwijtende blik wanneer ik een nacht niet thuis kwam. Als een hond wachtte hij me op achter de deur. Ondanks de biologische wetten werd de baas ook een beetje verliefd op hem. Ik begon tegen hem te praten. Omdat mijn stem hem leek te doen ontspannen belde ik in de pauzes vanaf mijn werk naar het antwoordapparaat en sprak geruststellende woordjes in.
Bezoekers die niet onaardig wilden zijn, noemden hem ‘karakteristiek’.
Billie. Kop te groot, loensende blik, Hitler-snorretje. Angstig, voor alles. Onder de bank bij visite, bij gehuil van een sirene, bij Brahms of de tune van het Journaal. Bang, behalve voor de man die hem had uitgekozen.
Pas na maanden waagde hij zich de verwilderde binnentuin in, of liever, hij werd daartoe gedwongen. Ik probeerde hem aan de wereld te laten wennen, zoals ouders hun schuwe zoon een fitnessclub of vakantiekamp aanpraten. Misschien zou Billie in die wildernis van struiken, plastic schepjes en verroeste barbecue-roosters vrienden opdoen.
De uitjes in die wereld vol vreemde geuren en geluiden probeerde hij tot een minimum te beperken. Zodra de tuindeur van de grendel ging, verstopte hij zich achter de koelkast.
‘Vooruit Billie. Vijf minuutjes.’
Zelfs het tamme buurkonijn betekende gevaar. Een normale kat zou zich groot maken, blazen, met zijn klauw uithalen, maar Billie schoot weg onder een vlierstruik. Gekrijs. In paniek hadden de nagels van zijn linker voorpoot zich vastgehaakt in het voetkussentje rechts achter.
Alleen binnen was veilig. Op de bank. Dicht tegen de baas aan. Snorrend. Zijn tong langs mijn kin, in mijn oor.
Billie. Trager werd hij, een afgeleefd dier met pluizige vacht en slechte adem.
De baas bleef vaker thuis. Geen Dansen bij Jansen meer of weekendjes weg. Opofferende liefde wordt nu eenmaal eenvoudiger wanneer de finish van een samenzijn in zicht komt.
Ik kocht garnalen, druppelde met een pipet water in zijn bekje, streelde zijn keel, toe nou, slikken. Maar hij werd alleen maar schonkiger. Ribben, door het vel heen. Doffe blik, droge neus. Lang, klaaglijk miauwen.
En toen werd het juni en naderde er de in een opwelling geboekte vakantie. Bulgarije, zonder annuleringsverzekering.
De wachtruimte was gevuld met vrolijk geblaf en gemiauw van verwende beesten met nog jaren te gaan. Billie zat roerloos in de reismand. Een vrouw met poedel informeerde of het een hamster was. ‘Zo klein! Een kat? Echt waar?’
De dierenarts had het na wat voelen en kijken over nog even aanzien, een week of wat. Maar de kans op herstel? Gering. ‘Wat doen we? Proberen?’
De baas begon over Bulgarije.
De dokter knikte. ‘Dan toch maar een spuitje. Heus, hij voelt er niets van.’
Je wist niet wat er stond te gebeuren. Je ogen. Paniek. Je stribbelde tegen. Een eerste prik, ter kalmering. Een gil. Hoe verzwakt ook, je wurmde je los, klom langs een verwarmingsbuis omhoog en verschanste je op een kast.
De dierenarts maakte zachte lokgeluidjes.
De baas, versteend. Aan de andere kant van een gordijn voerde een assistente een gesprek met de poedelvrouw. Hoe lastig het bleef om nagels te knippen, maar dat er nu een speciaal apparaatje was, echt ideaal.
Dan: de man in de witte jas krijgt je staart te pakken en trekt. ‘Dit mag eigenlijk niet,’ mompelt hij. ‘Rustig maar, jochie, het is zo voorbij. Helpt u even?’
Je baas. Hij houdt je kop te stevig vast.
Strak kijk je naar de man die veertien jaar deed alsof.
Nog een prik.
Je hartje, eerst snel, dan langzamer, dan stopt het.
De baas zit op een plastic klapstoel. De dierenarts overhandigt hem een glas lauw kraanwater.
‘Gaat het?’ vraagt hij.
Het gaat. Waarna er het zachte tikken van een kassa is, de uitdraai van een bonnetje, euth. kat. 75,–, incl BTW
In Bulgarije duik je overal op. In de verloederde straten en parken, op de smerige stranden, in een smoezelig restaurant.
Maar zodra de baas ‘Kom eens’ fluistert, ben je weg.
(dit verhaal verscheen in ‘Katten’, een boek met verhalen, gedichten en getuigenissen van vijftien auteurs en tekeningen van Paul van der Steen; verkrijgbaar bij o.a. boekhandel Athenaeum)