Een zomerdag. Een wegrestaurant. Een feestelijke opening. Een luchtballon. En een groepje mensen dat ondanks de hitte in beweging komt.
Zo ontfermt een alcoholische weervrouw zich in de supermarkt over een verwaarloosd kind. Een ex-gedetineerde neemt een vluchteling mee naar huis. Een vrouw met een duister verleden richt een clubje op voor mensen die willen biechten. En een jongen belooft zijn moeder hulp bij haar zelfmoord.
In Ik ben je vriend draait het om liefde en dood. En om redding en reddeloosheid.
Behalve hun ogenschijnlijke barmhartigheid hebben de meeste hoofdpersonen nog iets anders gemeen: een toevallig bezoekje aan het wegrestaurant. Met verstrekkende gevolgen.
Fragment
Marc nam slokjes van zijn koffie, Prosper beet in een likeurbonbon.
‘Weet je…’ Prospers stem kwam nauwelijks boven het geroezemoes en de easy listening uit. Zijn bovenlip was roodgeribbeld, alsof er met een mes kerfjes in waren aangebracht. ‘Er is iets mis. Ik voel het.’
‘Het is een beetje een lijpe tent, ja. Maar met die cappuccino is niets mis.’ Marc wenkte tevergeefs naar een serveerster.
‘Wil je iets hartigs? Een quiche? En wat erbij? Wijn of zo?’
‘Ik hoef niks.’ Prosper scheurde een servetje in smalle repen. ‘Ik voel dingen, remember?’
‘En wat voel je nu?’
‘Dat ik weg moet. Nu!’
Persrecensies
‘Briljante verhalen!’ Arie Storm, TROS Nieuwsshow
‘Mooie verhalen.’ GPD-kranten
‘Waarom is Van Emmerik nog niet doorgebroken? Zijn verhalen zijn even spannend als subtiel.’ Vrij Nederland