Schrijven is een reis met een onbekend verloop
29-oktober-2016 | Categorie: Interview
Gerard van Emmerik(1955) bracht zijn jeugd door op een kippenboerderij aan de rand van de Veluwse bossen. Na de middelbare school volgde hij de studie Nederlands, had baantjes als nachttelefonist bij De Telefonische Hulpdienst en als NIPO-enquêteur. Na de opleiding aan Schrijversvakschool ’t Colofon publiceerde hij korte verhalen in Hollands Maandblad en De Gids. In 1993 debuteerde hij met de verhalenbundel Iets Scherps, Een Priem. Vele boeken zouden volgen o.a.: De stem van de meester, Mischa’s koorts, De verzachters, Ik ben je vriend, De kippenjongen en in 2016 De nieuwe Kratz, over een jongen die bij pleegouders in huis komt en de plaats moet innemen van hun dode zoon.
Je woonde in je jeugd op een afgelegen kippenboerderij aan de rand van de Veluwse bossen. Waren jullie gelovig? Hoe was het gezin samengesteld?
Vader, moeder, zoon. Mijn ouders waren al ruim twintig getrouwd en behoorlijk op leeftijd toen ik geboren werd. Ze waren buitenbeentjes: niet gelovig, met maar 1 kind in plaats van 5 of 6, wat destijds heel gebruikelijk was in die omgeving; bovendien spraken ze geen dialect. In De Kippenjongen beschrijf ik hoe het voor mijn ouders moet zijn geweest om op de Veluwe verzeild te raken en daar in een groot isolement te leven. Ze hadden alleen elkaar. Na mijn geboorte ging het bergafwaarts met mijn vader. Hij overleed toen ik 7 was. Toen werd het dus moeder en zoon.
Waren er genoeg kinderboeken voorhanden?
Volop. Mijn moeder was een hartstochtelijk lezer die me de liefde voor boeken al vroeg bijbracht. Het begon met de Gouden Boekjes. Wim is weg was mijn favoriet. Daarna kwamen Pinkeltje en Jip en Janneke in mijn leven, vervolgens de meer spannende boeken, zoals Reis door de nacht van Anne de Vries en Enid Blytons De Vijf.
Welke boeken fascineerden je op de middelbare school?
Ik hield van het werk van Gerard Reve, vanwege zijn stijl, zijn humor en omdat hij zijn homoseksualiteit op een volstrekt originele manier beschreef. Reve was in die tijd nogal omstreden, maar gelukkig had mijn leraar Nederlands geen last van vooroordelen en stimuleerde hij ons, de klas, om toch vooral de grote Reve te lezen.
Je studeerde Nederlands. Hoe kwam je op het idee om dat te gaan doen?
Vooral om mijn leeshonger te stillen.
Je volgde een opleiding aan een schrijversvakschool en geeft nu zelf schrijflessen. Wat zijn de nuttigste tips die je aan een beginnend schrijver kunt geven?
Schrijven is vooral schrappen. Vermijd al te veel uitleg, suggereer liever. Geef alle zintuigen de ruimte. En zorg voor karakters die tegenstrijdigheden in zich hebben.
Beïnvloedt het lesgeven in schrijven het schrijven van je eigen werk?
Het zorgt ervoor dat ik met een meer analytische blik naar mijn eigen werk kijk. Alsof het door een cursist is geschreven.
Leer je van de studenten die je lesgeeft, brengen ze je bijvoorbeeld op ideeën voor je eigen boeken?
Ik probeer me niet te laten beïnvloeden, maar ooit had ik een student die zo’n aandoenlijk personage in een verhaal had gestopt, dat ik hem heb gevraagd of zijn karakter in een verhaal van mij mocht optreden. Gelukkig mocht dat. Van een collega-schrijver leen ik weleens een zin, en als rente krijgt hij dan een karakter van mij.
Zijn er ook nadelen verbonden aan de combinatie schrijfles geven en zelf schrijven?
De analytische blik waarover ik het net had kan ook een nadeel zijn. De onbevangenheid kan in gevaar komen.
Je boeken worden nogal eens bevolkt door ongemakkelijke personages: heb je die van tevoren helemaal uitgedacht, of ontstaan ze (deels) tijdens het schrijven?
Vaak ontstaan ze tijdens het schrijven. Veel van die ongemakkelijke personages zijn afsplitsingen van mezelf en van mijn vrienden en kennissen. Zo is de onhandige, wat kinderlijke Neil uit De nieuwe Kratz deels gebaseerd op mijn eigen karakter. Maar de moeder uit dat boek ontstond in de trein. Ik zat tegenover een vrouw die de hele reis naar buiten zat te kijken. Geen woord heb ik met haar gewisseld. En toch kon ik haar een hoofdrol geven in mijn boek.
Steekt het je dat je naam niet boven komt drijven bij nominaties voor literaire prijzen?
Een van mijn boeken haalde net niet de longlist van Libris. Dat stak wel, vooral toen ik hoorde hoe zo’n juryoverleg verloopt. Maar belangrijker vind ik of mijn boeken gelezen worden en hoe de reacties zijn. En daarover mag ik niet klagen.
Heb je een vaste schrijfplek en wat zijn je favoriete schrijftijden?
Ik werk meestal ‘s middags en soms ook ’s nachts, gewoon aan mijn bureau. Maar schrijven doe ik ook op de fiets. Ik maak lange ritten, bijvoorbeeld van Amsterdam, mijn woonplaats, naar de Veluwe, waar ik een klein huisje in het bos heb. Tijdens die tochten ontstaan er volop ideeën en soms ook dialogen.
Ben jij een schrijver die van tevoren het boek schematisch opstelt, of schrijf je organisch en weet je van tevoren niet precies wat er gebeurt?
Ik begin met een idee en wat korte scènes. Langzamerhand ontwikkelt zich dan het boek, waarbij er nog van alles verandert. Een hoofdpersoon is aanvankelijk een vrouw van 42, maar kan nog gemakkelijk een man van 65 worden; eerst is hij gescheiden, maar uiteindelijk toch samenwonend. Het perspectief verandert ook nogal eens. Eerst start ik bijvoorbeeld vanuit een ‘ik’, maar dan blijkt het toch vloeiender te gaan vanuit een ‘hij’ of ’zij’. Dat is wat mij betreft een van de moeilijke maar ook plezierige dingen van een boek schrijven: het is een reis, waarvan je vooraf niet weet hoe het verloop zal zijn.
Vragen: Tiny Fisscher en Pieter Feller