(eerste pagina’s van een verhaal uit Ik ben je vriend, dat dit najaar verschijnt)
Het ging al een week goed. Gloria dronk niet, of bijna niet, ze kwam voor het eerst sinds ze met verlof was gestuurd weer op straat zonder zonnebril, en nu was ze zelfs in de supermarkt, vandaag geen pizza.
Bij de vleesvitrine aarzelde ze tussen gewone en biologische kip, toen een stem achter haar zei: ‘Hou je kop, Eddie. Ik ben bezig, ja?’
De man die beweerde bezig te zijn bestudeerde zijn gsm. De tl boven de vleeswaren legde een blauwige gloed over zijn donkere krullen. De jongen was blond, een jaar of acht, misschien ouder, ze had geen verstand van kinderen. Op zijn shirt zat een vlek. Hij zwaaide met een pak koekjes. ‘Please?’ zei hij.
‘Terug,’ zei de man. Hij bleef naar zijn telefoontje staren. ‘Of moet je een mep?’
De jongen slenterde met de koekjes naar een mand, erboven hing een bord: Nu – 50%!
Gloria tuurde naar zijn smalle schouders. Ze was overgevoelig, de laatste tijd. Ook al ging het een stuk beter, alles bezorgde haar vochtige ogen. Natuurfilms met dieren die elkaar opvraten. De stem van Rory Block. De knipoog van de nieuwe weerman, ter afsluiting van zijn olijke commentaar. Alsof hij wilde zeggen: ik blijf, jou nemen ze niet terug.
Alles. En nu die schouders.
Ze sloop naar hem toe, knielde en fluisterde: ‘Dus jij wil koekjes?’
De jongen knikte met een lege blik. Tussen zijn scheve voortanden blies hij een warme adem in haar gezicht. Ze huiverde. Onmogelijk om niet van hem te houden. Ze stortte maandelijks een tientje op een rekening voor kinderen, ergens, kinderen met infecties, verminkingen, die voor dat geld naar school konden, schoon water kregen en een melkdrankje met alle mogelijke vitaminen, maar dit kind was echt.
Even later zat hij naast haar in de gloeiendhete auto. Op het dashboard stond het pak chocoladekoekjes. De riem was te ruim voor zijn tengere lijf. Gloria duwde een kussen tussen de gesp en de jongensbuik, en startte de motor. ‘Ik ontvoer je,’ zei ze. ‘Spannend?’
‘Gaat wel,’ zei hij.
Ik moet oppassen, dacht ze. Ze pakken me hier voor. Het komt in de bladen. Weervrouw ontvoert verwaarloosd kind. Ze nam een klein, klein slokje uit het flesje bronwater dat geen bronwater was. De jongen keek haar aan, beschuldigend, leek het.
Eenmaal op de ringweg zei ze: ‘Nou, hoe voelt dat? Ontvoerd worden?’
‘Gewoon,’ zei de jongen en gaapte, alsof het volkomen normaal was dat Gloria van Gloria’s Weer Of Geen Weer hem meenam in haar auto. Een auto die zodra ze de stad uitreden in een file terechtkwam.
Ze moest de jongen op zijn gemak stellen. Hem laten vertellen. Eerst maar over school, thuis, hobbies. Dan over het getreiter, zijn angsten, alles.
Alleen was de jongen geen prater. Verlegen, waarschijnlijk. Dodelijk verlegen en onzeker.
Had hij broertjes of zusjes? Nee. Wat deed zijn vader? Niks. En zijn moeder? Werkte in een winkel. Wat voor winkel dan? Wist hij niet.
Inmiddels stond het verkeer muurvast. Een man in een Peugeot naast hen wuifde. Gloria trok haar automatische grijns voor fan, tot ze zag dat zijn groet was bestemd voor iemand in de wagen voor hem.
‘Waar heb je nog meer zin in behalve koekjes?’ vroeg ze. ‘Zeg het maar, jij bent de baas. Film? Zee? Achtentwintig op het strand vandaag, water eenentwintig, aflandige wind, de hele dag zon, gegarandeerd.’
‘Ik heb geen zwembroek,’ zei de jongen.
‘Dan kopen we er eentje.’ Ze haalde een hand door zijn haar. ‘Als je wilt, het hoeft niet, niets hoeft. Kom je genoeg buiten? Je bent te bleek, jochie. Te bleek en te mager. Vooruit, neem je koekjes.’
De jongen raakte het pak niet aan. Met haar tanden scheurde Gloria de verpakking open. ‘Neem.’ Haar stem sloeg over. ‘Toe, neem.’
Gehoorzaam beet hij in een biscuit. ‘Wanneer gaan we terug?’ vroeg hij.
Gloria dacht na. ‘Nooit meer,’ zei ze.
Hij nam uit zichzelf een tweede koekje.
‘Eerst naar zee,’ zei ze. ‘En dan naar huis, ik maak iets lekkers voor je. We hebben iets te vieren. Vanaf vandaag is er iemand die om je geeft, Eddie. Vanaf vandaag wordt er naar jou geluisterd. Hou je van kip?’
‘Met patat,’ zei hij.
Ze dacht aan de scharrelkip in de tas op de achterbank. Aan campylobacter en salmonella, en hoe ziek hij zou worden. Weervrouw vergiftigt kind.
Geleidelijk loste de file op. Toen eindelijk de buitenwijken plaatsmaakten voor glooiende akkers onder een strakblauwe lucht begon Eddie klaaglijk te zuchten. Hij schoof heen en weer op zijn stoel. ‘Ik moet plassen,’ zei hij.
Gloria knikte. ‘Zometeen komt er vast wel een benzinestation met een wc. Hé, die vader van je, gebeurt het vaak? Dat hij zo stom doet?’
‘Hij doet niet stom,’ zei de jongen. ‘Ik moet plassen.’
Gloria wilde gillen dat die rotvader van hem waarschijnlijk nog steeds bij de vleeswaren stond na te denken over een sms’je. Maar in plaats daarvan nam ze een klein slokje en claxonneerde ze naar een taxi die brutaal invoegde.
Eddie zuchtte. ‘Ik moet nu heel nodig.’
Ze reed de vluchtstrook op. ‘Lukt het hier, denk je?’
Zonder iets te zeggen klikte hij zijn riem los, opende het portier en rende naar een
struik. Met zijn rug naar haar toe deed hij een plas, een dun, geel straaltje, verstrooid door de wind.
Gloria legde de lege fles onder haar stoel en stak haar hoofd uit het raampje. Toch wolken, onbegrijpelijk. Cumulus, in combinatie met Floccus.
‘Kom je, schat?’ riep ze.
Even leek de jongen te aarzelen, toen slenterde hij terug naar de wagen.
‘Hier, neem nog een koekje,’ zei ze. ‘Voor de boel smelt.’
Bij een kruising sloeg ze rechtsaf. De velden gingen over in dicht naaldbos.
Ze hield haar blik strak op het wegdek gericht. Haar blouse voelde nat en plakkerig.
De jongen zei nog steeds geen woord. Bij die lompe vader van hem kletste hij aan een stuk door, terwijl iemand die werkelijk om hem gaf werd genegeerd.
‘Je moet even aan me wennen,’ zei ze. ‘Zoals aan een nieuwe jas. Of een groep op school. Daarna wil je niets anders meer.’ Ze legde een hand om zijn magere nek, ze voelde vel, wervels.
‘Wanneer ga ik naar huis?’ zei hij.
‘Wanneer je wil,’ antwoordde ze zo kalm mogelijk
Bij een volgende kruising stond een bord met een knipperende pijl. Eerste drankje gratis.
‘Dorst?’ vroeg ze. ‘Hé, we gaan gezellig iets drinken, jij en ik.’
Ze reed een parkeerterrein op, met overal wapperende vlaggetjes en groepjes mensen die omhoog staarden.
‘Kijk, daar,’ zei Gloria toen ze waren uitgestapt. ‘Die rode stip? Een luchtballon. Hoe lijkt je dat? Samen de lucht in? In mijn programma zat een keertje een ballonvaarder. Het draait allemaal om de wind, Eddie.’
Hij zweeg.
‘Mijn programma?’ zei ze. ‘Je weet wel.’
‘Programma?’ zei hij.
Geeft niet, dacht ze, een kind kijkt naar kinderdingen.
‘Geef me je klauwtje,’ zei ze.
De jongen gehoorzaamde. Hand in hand liepen ze naar de ingang, waar een oude man in een geel colbertje hen welkom heette. Gloria kreeg twee bonnen voor drankjes.
‘Hier, iets extra’s, speciaal voor jou, kleine man,’ zei de bejaarde. ‘Voor een gratis Rasman sorbet. Veel plezier in ons vernieuwde restaurant Rasman. Straks komt ook nog de ballon naar beneden. Hebben jullie hem al gezien? Wel kijken, hoor. Het wordt spectaculair…’ Hij grijnsde naar Gloria, maar op een manier die niet hartelijk was. Zo hadden de mensen in de studio gekeken, de week voordat ze met verlof moest. Achterbaks.
‘Wat is er?’ zei ze. ‘Lach je me uit?’
‘Nee mevrouw,’ zei de man. ‘Ik lach niemand uit.’
‘Ik weet wel wat je denkt,’ zei ze. ‘Maar alles wat er in die blaadjes stond is gelogen. Ik ben niet weggestuurd. Ik heb zelf gezegd: ik neem even vrij. Tot het weer goed gaat. En het gaat weer goed. Het gaat prima.’
‘Ik kan u niet volgen,’ zei de bejaarde.
‘Hoeft ook niet,’ zei ze. ‘Het enige wat jij moet onthouden is dat ík vrij ben. Ík hoef niet op mijn tachtigste met gratis voedselbonnen te leuren. Ik hoef niet…’
‘Au,’ riep Eddie. Hij probeerde zich aan haar greep te ontworstelen.
‘Sorry jochie,’ zei ze. ‘Sorry.’ Ze liet zijn pols los. Ze was duizelig. En misselijk.
‘Gaat het?’ zei de man.
Ze snoot haar neus. ‘Neem me niet kwalijk,’ zei ze. ‘Ik ben vandaag niet helemaal mezelf.’
‘Ach, wie wel?’ zei de man. ‘Het zijn spannende tijden. En nu gaat u samen met uw zoontje van wat lekkers genieten. Hup, naar binnen. Ziet u, mijn collega wenkt u al.’
‘Een hele goede middag,’ zei de serveerster. Haar scherpe stem doorkliefde het eetzaalgeroezemoes. ‘Welkom in ons vernieuwde restaurant Rasman. Wij van Rasman staan 24 uur per etmaal voor u klaar. Wilt u de kaart bekijken?’
‘Nee bedankt,’ zei Gloria, ‘we zijn onderweg. We maken alleen gebruik van de waardebonnen.’
De serveerster glimlachte. Ze was jong, hooguit twintig, maar ondanks die jeugd en glimlach zag ze eruit alsof ze al van alles had meegemaakt, erge dingen vooral; Gloria wilde haar toefluisteren dat ze niet moest wanhopen en dat alles goed zou komen, alles, maar Eddie vroeg om aandacht: hij was bezig een papier in smalle repen te scheuren.
‘Je bon,’ zei Gloria, ‘liefje, dat was je bon. Voor de sorbet, die wilde je toch?’
Eddie zweeg.
De serveerster legde een hand op zijn kruin. ‘Ben je verlegen?’ Ze begon zijn haar te strelen. ‘Het is hier veel te druk, hè? En zo mooi. Vind je het niet mooi? Allemaal nieuw.’
Gloria keek ook eens om zich heen. Het was verre van mooi. Teveel tafels, teveel messing lampen en vooral: teveel mensen, overal, ongeduldig wuivend met hun waardebonnen.
Intussen ging de serveerster door met aaien en strelen. Ze maakte er geluidjes bij, lach-geluidjes, ‘haha,’ zei ze met haar metalige stem, ‘hahaha.’
‘Stop daar eens mee,’ zei Gloria. ‘Het is geen hond.’
‘Sorry,’ zei het meisje. Ze lachte nog steeds.
Pas toen vermoedde Gloria dat die glimlach niet de beroepsmatige lach van een serveerster was, of zelfs een normale lach. Zwakbegaafd, dacht ze. Of erger. Nog tragischer dan die vent van net.
Ze pakte de reepjes bon uit Eddies hand en gaf ze aan het meisje.
‘Hij wil dus zo’n sorbet,’ zei ze wat vriendelijker.
‘Sorbet.’ De serveerster kneedde de stukjes papier tot een propje. ‘Komt eraan.’ Ze draaide zich om.
‘Je vergeet nog wat.’ Gloria zwaaide met de andere bonnen. ‘Twee cola, graag. Of nee…’ Ze aarzelde. ‘Maak er één van. Eén cola en één glaasje rode wijn.’
Om hen heen werd gelachen en geschreeuwd. Bestek kraste over borden. Een mannenstem riep door een microfoon: ‘dames en heren, de ballon heeft nog wat vertraging. Een ogenblikje nog.’
Gloria neuriede, Eddie peuterde in zijn neus. Moest ze er iets van zeggen? Later misschien, hem niet meteen in alles corrigeren.
‘Wat fijn dat we elkaar kennen,’ zei ze. ‘Jammer alleen dat je zo stil bent de hele tijd. Hoe klonk die leuke stem van je ook alweer?’
Hij staarde haar aan, zoals een kind dat kan doen. Onbevangen, maar ook hulpeloos. Een hondje. Zo had hij gekeken naar de koekjes in de supermarkt.
‘Wat is er?’ vroeg ze.
‘Niks,’ zei hij.
‘Ik snap het wel…’ Ze boog zich over het tafeltje naar hem toe. ‘Je moeder de hele dag op het werk, je vader doet lullig en dan is er ook nog…’ Ze liet haar stem dalen. ‘…een boze mevrouw die jou ontvoert.’
Hij knikte. ‘Mag ik nu naar huis?’
‘Straks. Kijk eens wat daar aankomt? Dat krijg je nooit op.’
De serveerster zette glimlachend de sorbet en de drankjes op tafel. Haar ogen waren rood. Het leek alsof ze gehuild had.
‘Wat een verwennerij,’ zei Gloria. ‘Dank je wel, dat ziet er echt fantastisch uit.’
Het meisje liep zonder iets te zeggen naar een volgende tafel.
Gloria nam een slokje van de wijn. Niet te licht, niet te zwaar, precies goed.
‘En?’ zei ze. ‘Hoe smaakt dat ijs?’
‘Ik hoef niet,’ zei Eddie.
‘Elk jongetje wil ijs. Proef nou.’
Hij schudde zijn hoofd. Zijn mond was een strakke lijn.
‘Voor mij dan. Proef het voor mij dan. Alsjeblieft. Alsjeblieft!’
Even, een paar seconden, viel er een stilte om hen heen.
Aarzelend stak hij een lepel in de bruinige smurrie.
‘Lekker?’ vroeg ze.
Hij nam kleine hapjes. Toen zijn schaaltje eindelijk leeg was begon hij met de lepel tegen zijn tanden te tikken.
‘Doe maar niet,’ zei ze. ‘Daar word ik een heel klein beetje nerveus van.’
Weer staarde hij haar aan met die speciale blik.
‘Kijk niet zo,’ zei ze.
‘U bent gek, hè?’ zei hij.
‘Nee hoor,’ antwoordde ze. ‘Alleen een beetje moe.’
Hij stond op.
‘Wat doe je?’ zei ze.
‘Ik moet plassen.’
‘Alweer? Nou, snel dan. En daarna gaan we naar het strand, weet je nog?’
‘Het is al zes uur,’ zei hij.
‘s Avonds is de zee mooier.’ Ze wees naar het bordje met wc’s. ‘Zal ik met je mee?’
‘Ik ben geen kleuter,’ zei hij.
Terwijl ze zijn compacte lijfje nakeek tot het verdween achter een stelling met dienbladen, probeerde ze zich te herinneren hoe het was toen zij acht was. Prettig, waarschijnlijk. Veilig. Hoogstens bang voor honden.
Ze wuifde naar de serveerster. ‘Doe nog maar zo’n glaasje,’ zei ze.
Waar bleef Eddie? Hij deed er lang over. Te lang. Verwaarloosd kind dood aangetroffen op wc.
Ze schoot overeind. In tien tellen was ze bij de herentoiletten.
Een mierzoete geur sloeg op haar in. ‘Eddie,’ riep ze. ‘Eddie’ Haar stem kaatste tegen de gladde mintkleurige tegelwanden. Vlak naast elkaar voor een lange rij wasbakken met spiegels fatsoeneerden twee mannen van middelbare leeftijd hun kapsel.
‘Eddie.’
De open ruimte rechts bevatte urinoirs en wc’s. Ze tikte op deuren, opende ze een voor een. De laatste zat op slot.
‘Eddie!’
Ze klopte harder nu, ze bonkte met haar vuisten, tot eindelijk de deur openzwaaide en een donkere jongen, zijn broek dichtknopend, snauwde dat ze naar de hel moest. Enkele reis.
Terug in het eetzaal zag ze hem meteen. Aan een tafeltje bij het raam zat hij te praten met een oude vrouw.
‘Daar ben je!’ zei Gloria. ‘Ik was ongerust, man.’
De vrouw draaide zich om. Haar wenkbrauwen, grijze potloodstreepjes, gingen omhoog.
‘Deze knaap hier,’ zei de vrouw, ‘vertelt me net een behoorlijk eng verhaaltje.’
‘O ja?’ Gloria glimlachte. ‘En wat heb je verteld, Eddie? Dat je ontvoerd wordt?’
Hij beet op zijn lip.
‘Want het is waar.’ Gloria knipoogde naar de vrouw. ‘Hij heeft gelijk.’
De vrouw keek al minder wantrouwend. ‘Ken ik u ergens van?’ vroeg ze.
Gloria trok haar studiogezicht. ’Een heerlijke 28 graden werd het vandaag, mensen,’ zei ze met haar Gloria’s weer of geen weer-stem. ‘Bijna geen wolken. Vanavond kans op mist, dus kijk uit als u nog de weg op moet. Of u morgen opnieuw kunt gaan genieten van een fraaie nazomerdag, dat vertel ik u na de reclame.’
‘Nu zie ik het,’ zei de vrouw. ‘Komt u weer terug op tv? Die nieuwe zit er vaak naast.’
‘Helaas…’ Ze pakte Eddies hand. ‘Ik doe tegenwoordig alleen nog maar ontvoeringen.’
terug