FLATGEVOEL
door Judith Maassen (Elegance, mei 2001)
Een roman in verhalen, heet het op de achterflap. De stemmen, het vierde boek van Gerard van Emmerik, bevat veertien hoofdstukken waarin telkens een ander personage centraal staat. Al die personen en verhalen zijn met elkaar verbonden door het personage Inez, dat soms direct, dan weer indirect wordt aangesproken: zij speelt ook de hoofdrol in het laatste verhaal. Dan blijkt ook pas dat zij een telefonische hulplijn bemant gedurende een Amsterdamse zomernacht.
Zij luistert naar alle verhalen: van de man die vaker belt en nooit iets zegt, of de vrouw die het niet kan laten telkens weer te kijken naar de videoband met haar eenmalig televisieoptreden. Prachtig is ‘Controle’, waarin een man er steeds meer aan twijfelt of de botsing die hij op een nacht veroorzaakt, misschien toch een mens betrof, en geen dier.
Alle verhalen samen roepen het zogenaamde ‘flatgevoel’ op: het gevoel dat ontstaat wanneer je naar een groot verlicht gebouw kijkt en je je realiseert dat er achter elk raampje iemand woont met een verhaal. Of twee.
Aan Gerard van Emmerik hebben ze het verteld.
VAN EMMERIKS PERSONAGES ZOU JE WILLEN TROOSTEN
door Margot Engelen, Trouw, 17 maart 2001
De schrijver Gerard van Emmerik kreeg voor zijn eerste drie boeken zeer lovende kritieken, die echter niet tot een evenredige naamsbekendheid of verkoopcijfers leidden. Dat kan er iets mee te maken hebben dat Van Emmeriks werk zo knap, misschien iets te knap, gemaakt is. Het is een genot om de constructies van zijn verhalen te ontleden, maar daar staat tegenover dat het vertelde de technieken nooit helemaal onzichtbaar maakt.
De grote vondst van zijn laatste boek, ‘De stemmen’, bestaat eruit dat in het laatste van de veertien op zichzelf staande hoofdstukken alle daarin figurerende personages een hoofdrol spelen. Dat maakt van het boek in retrospectief nog geen roman, maar het werkt wel heel verrassend. De verhalen hebben ditmaal gemeen dat ze buitengewoon beklemmend zijn. Voor vrolijke verhalen zijn we bij Van Emmerik aan het verkeerde adres; diens humor vinden we vooral in de detaillering, zoals in het blootleggen van de tics en gewoontes van mensen uit verschillende milieus. De schrijver heeft een lichte voorkeur voor het homoseksuele circuit, maar hij beschrijft daarvan nu juist niet de stereotypen. Een ‘gay parade’ van welgevormde glamourboys en -girls vormen zijn homo’s niet; het zijn meestal angstige, oudere of onaantrekkelijke, al met al realistische figuren. Vrijwel alle vrouwen en mannen in ‘De stemmen’ zijn meelijwekkend: je zou ze willen troosten en eventjes liefdevol willen koesteren, als zoiets mogelijk zou zijn. Maar het is juist hun hopeloze hulpeloosheid, die deze personages zo levensecht maakt.