Vandaag hield een club voorname scriptschrijvers een nieuwjaarsreceptie.
Karolien, die een scenario van Mischa’s koorts maakte, vroeg me mee. Wij moesten onze verlegenheid maar eens opzijschuiven en contacten leggen!
Drie keer ging het mis.
Een zeer gewichtige man stootte zijn hoofd bij het betreden van de kelderruimte. Toen ik grijnsde, vloekte hij. Dit kwam nooit meer goed. Een minuut later werd ik aan hem voorgesteld. Ik schudde zijn hand en zei schuchter: ‘Wij hebben toch al kennisgemaakt, van het hoofd, weet u nog?’
‘Ach ja,’ zei hij met een ongeinteresseerde glimlach, ‘natuurlijk, nu herinner ik me u, dag meneer Van Het Hoofd.’
Fout 2. Wij schoten de belangrijkste mevrouw van die avond aan, en vertelden hoe de zaken ervoor stonden. Mooi scenario, boeiende thematiek, etc. Wat raadde zij ons aan? Ze hield een lange onverstaanbare monoloog. Karolien knikte, ik deed uit beleefdheid hetzelfde. ‘Wat zei ze nou?’ vroeg ik na afloop. ‘Jezus, geen flauw idee,’ mompelde ze. ‘Ik dacht, jij knikt, laat ik het ook maar doen.’
En dan was er Judith Herzberg. Ik stond naast haar bij de bak met chips. ‘U hangt aan mijn keukenkastje,’ zei ik. Niet om lollig te zijn, het is waar. Of liever, tot vannacht was het waar. Toen ik zo-even thuiskwam heb ik de tien jaar oude, vergeelde krantenfoto van een ernstige kijkende Herzberg verwijderd.
Waarom? Om haar onvriendelijke knikje. Waarschijnlijk dacht ze: weer zo’n malloot die om aandacht bedelt.
En helemaal ongelijk had ze niet.