De hele dag aan Kippen gewerkt; 200 woorden vandaag; soms even de tuin in, en elke namiddag als hoogtepunt een Veluwse Albert Heijn. Gisteren het ouwelijke meisje, vandaag geen bekenden, of toch eigenlijk wel, want de dagelijkse gang naar de supermarkt heeft als ontspanningsmoment een pauze aan de tafel achterin de zaak, met een beker gratis koffie en een brok amandelspeculaas. En een kort onderhoud met de vaste tafelgenote, Mevrouw X, grijs, in de tachtig, een permanent glimlachje, een mager lijfje in een blauwig, gewatteerd jack. Onze gesprekken, of liever: haar monologen, beginnen met het weeroverzicht. Dan volgt een herinnering, altijd dezelfde: dat haar grootvader 97 is geworden en niks mankeerde, hij las de krant nog zonder bril. Dit wordt afgesloten met een triomfantelijk knikje. De man tegenover haar is immers in haar ogen nog jong, maar zie hem nou toch die Bonusaanbiedingen in het blaadje bestuderen, bril op, bril af, dat belooft nog wat!
Vandaag zei ze voor het eerst, na al die talloze koffiemomenten: ‘Ik ken je, of niet dan?”
En ik knikte, en zei: ‘Tot morgen.’