Na een relatie van 24 jaar en 8 maanden besloten Marc en ik te gaan trouwen. Uit hartstocht natuurlijk, maar vooral vanwege de eerste gewichtige aankoop in ons leven: een veredelde stacaravan op de Veluwe, inclusief schrootjeswanden en terras op het noorden.
‘En wanneer gaat het huwelijk plaatsvinden?’ vroeg de ambtenaar bij wie we in ondertrouw gingen. We bladerden in onze agenda. ‘Doe maar op een donderdagmiddag,’ zeiden we.
Hij zette een kruisje op een formulier.
‘Moeten we ook ringen uitwisselen?’ vroeg Marc.
‘Er moet niets,’ zei de ambtenaar. ‘Toen mijn vrouw bij onze verloving over ringen begon zei ik: Ik ben geen postduif. Meneer Pauwels en Meneer Van Emmerik, op hoeveel belangstellenden mogen we rekenen?’
‘Eigenlijk alleen op ons,’ zei ik.
‘Aha…’ Hij kraste iets door. ‘U dient wel minimaal 2 getuigen te regelen. Verder nog wensen?’
‘Dat het niet heel erg lang duurt,’ zeiden wij.
‘Dan noteer ik,’ vervolgde hij opgewekt: ‘snel & pijnloos. Overigens, ik zou u bij nader inzien donderdag willen afraden. Dan kost het 240 euro. Voor die paar minuten. Maandagochtend is het gratis.’
We kozen onze liefste vriend en vriendin uit om getuige te spelen. De dagen voorafgaand aan maandag belden ze regelmatig. ‘Al zenuwachtig?’
Blijkbaar is zo’n dag bedoeld om nerveus te raken, en zie, we begonnen ons zorgen te maken, ook omdat onze getuigen ons nadrukkelijk verboden om andere afspraken voor die dag te maken, en erop stonden ons om 8 uur met de auto te komen ophalen.
Zondagavond lagen we al om half 11 in bed. Geen sex, alleen gewoel en gezucht. Om vier uur begrepen we dat onze prehuwelijkse nacht ook zonder slaap zou verlopen. Op de bank hadden we voor het eerst sinds maanden een felle discussie. Moesten we nu allebei netjes gekleed gaan, of een van ons, en wie dan wel, Marc in zijn pianistenoutfit of ik mijn boekenbalpak? Intussen zapten we ons door erotische nachtprogramma’s en Die schonsten Bahnstrecken Europas.
Om kwart voor 8 ging de bel. Onze getuigen, die in deftige kledij fris en monter hun opwachting maakten. Ze zeiden niets van onze gekreukte spijkerbroeken en onze afgetrokken koppen, maar ik zag hun blikken, blikken die zeiden: dit wordt niks.
Hun nieuwe Renault was versierd met kanten strikjes. De achterruit ging schuil onder een stuk karton waarop in vrolijk gekleurde letters: Hulde aan het bruidspaar!!!
Via het Singel en de Prins Hendrikkade gingen we op weg naar de Stopera. Het doordringende gekletter en geschraap dat ons vergezelde bleek afkomstig van een leeg sperziebonenblikje dat met een touw aan de achterbumper was bevestigd. We werden nagestaard door chagrijnige Amsterdammers die al die jolijt niet konden waarderen.
Veel te vroeg reden de getuigen ons de lege parkeergarage in, onder het stadhuis. Het leek het decor van een aflevering van Derrick, waarin zo dadelijk een afrekening zou plaatsvinden.
Het blikjesgeschraap stopte.
‘Uitstappen,’ zeiden de getuigen. We volgden hen, een betonnen trap op.
Boven, in de hal, zoefde een oude man op een boenmachine geruisloos over de plavuizen vloer.
‘We komen voor een huwelijk,’ zei Marc.
De man wees zwijgend naar een bordje. Gesloten voor publiek tot 9.00.
We wachtten. Intussen maakten onze getuigen foto’s. ‘Lachen’ riepen ze.’Lach nou!’
Toen ik op mijn 8e opging voor het zwemdiploma B, en klaarstond op de helverlichte kant van het Apeldoornse Sportfondsenbad, was er ineens een zenuwtic aan mijn linkeroog. Daarna ging het jaren goed, met een korte onderbreking tijdens de keuring voor militaire dienst en een tv optreden in een spelletjesprogramma van Martine Bijl, maar nu, op mijn 49ste, was hij volop terug.
‘Wat is er?’ vroeg Marc.
‘Niks.’
‘Je kijkt zo raar.’
‘Nee, er is niks.’
Ik dacht aan onze aanstaande stacaravan. Ons geluk. Hoe we de schrootjeswanden zouden oververven, het terras zouden verfraaien met grote terracottapotten waarin oleander het zicht op de buren met hun partytent en verrijdbare barbecue zou wegnemen. Alles zou goed komen, alles!
Om 9 uur stipt zwaaide de Stoperadeur open. Een breedgeschouderde receptionist begroette ons met: ‘Dag jongens.’
Homo’s blijven altijd jongens. Zelfs als we aan de rollator toe zijn, zullen we nog jongens zijn. Daarna feliciteerde hij onze getuigen met hun voorgenomen huwelijk. Toen hem duidelijk werd hoe het zat, herstelde hij zich na een korte fase van blozen, door te vertellen hoe kwaad het hem als onverbeterlijke hetero maakte dat over 2 getrouwde vrouwen of mannen nog altijd lacherig werd gedaan. ‘Alsof liefde niet universeel is,’ zei hij. ‘Wat maakt het nou uit?’
‘Maar het is toch een beetje raar,’ zei ik in een vlaag van eerlijkheid, ‘twee mannen die gaan trouwen.’
Met een onpeilbaar glimlachje zei hij: ‘Wilt u mij volgen?’
We werden een klein zaaltje binnengeleid.
De trouwambtenaar heette ons welkom. ‘Wat een bijzondere beroepen,’ zei hij. ‘Een bekende pianist…’ Hij keek mij aan. ‘En een al evenbekende schrijver.’ Nu draaide zijn hoofd in Marcs richting. Hij knipoogde. Ik sloot niet uit dat ook hij van de club was.
‘Ach,’ zei hij, ‘de getuigen wonen in Houten. Hoe is het om in Houten te wonen?’
‘Leuk,’ antwoordden ze.
Toen was het zover. We moesten gaan staan, mijn lief en ik.
Mijn naam werd genoemd. Mijn oogtic verergerde.
‘U heet alleen Gerard?’ vroeg de ambtenaar. ‘Geen andere voornamen?’
‘Nee,’ zei ik zacht.
‘Neem jij, Gerard van Emmerik, tot je wettige echtgenoot Marc Jan Laurens Pauwels?’
Ik knikte en keek naar mijn vriend met de vele voornamen. Hij glimlachte naar me.
’Ja,’ zei ik met een vreemde kinderstem.
‘En jij, Marc Jan Laurens Pauwels, neem jij tot je wettige echtgenoot…’
Marc beet op zijn lip. En ik ook. Want ik had teveel films gezien en teveel verkeerde literatuur gelezen waarin het misging. Waarin de aanstaande in huilen uitbarst, of fluistert: ‘ik zie er toch nog even vanaf.’
Maar toen zei Marc: ‘ja, heel graag.’
‘Hebt u gehoord,’ vroeg de ambtenaar aan onze getuigen, ‘hoe hun antwoord luidde?’
Ze knikten. De vrouwelijke getuige had vochtige ogen. Ze snoot haar neus.
‘Dan verklaar ik u nu tot man en man. U mag zoenen, hoor.’
Aldus geschiedde. De camera van onze getuigen flitste weer volop.
Toen was het voorbij. Vier minuten had het geduurd. ‘Net geen record,’ zei de ambtenaar. Hij klapte zijn map dicht. ‘Vorige maand lukte het in 3 minuut 50.’
Hand in hand liepen Marc en ik terug door de gang. De plavuizen roken naar schoonmaakmiddel.
‘Viel het mee?’ vroegen onze getuigen.
Ik knikte. Getrouwd. Het had toch wel iets. En die zenuwtic was al een stuk minder.